Arbocatalogus Inhalatieanesthetica
Page content
Introductie
De zeven umc’s in Nederland hebben samen met de werknemersorganisaties een arbocatalogus gemaakt. In die arbocatalogus staan maatregelen voor de belangrijkste arborisico's in de umc's, waaronder Inhalatieanesthetica. Doel is veilig en gezond werken. De arbocatalogus is de invulling van de globale arbovoorschriften van de overheid.
Hieronder begint bij ‘Het risico’ de complete tekst van de arbocatalogus Inhalatieanesthetica. U kunt de complete tekst ook als pdf downloaden.
Het risico
Ziekenhuizen maken in de patiëntenzorg gebruik van inhalatieanesthetica, ook wel narcosegassen genoemd. Deze stoffen vallen in de categorie gevaarlijke stoffen. Medewerkers, die beroepsmatig werken met inhalatieanesthetica, kunnen chronisch en repeterend worden blootgesteld aan hoge en lage concentraties en aan piekblootstellingen. Deze blootstellingen kunnen consequenties hebben. Aan het einde van de twintigste eeuw werden als gevolg van beroepsmatige blootstelling schadelijke effecten bekend, zoals, (spontane) abortus en aangeboren afwijkingen bij nakomelingen (door lachgas). Er was een aanwijzing dat piekblootstelling bij zwangere medewerksters het risico van vroeggeboorte, spontane abortus en aangeboren afwijkingen kunnen verhogen (Peelen et.al., 1999). Met name dit was aanleiding om de praktijk rond het werken met inhalatieanesthetica te inventariseren en bij te stellen. Naar aanleiding van het onderzoek van Peelen heeft het Ministerie van SZW opdracht gegeven voor een vervolgonderzoek (van Raalte et.al., 2001). Dit heeft geleid tot het opstellen van gedetailleerde eisen voor ruimten, installaties, apparatuur en protocollen rond het werken met inhalatieanesthetica. Deze eisen waren vastgelegd in de Arbobeleidsregel 4.9-5 ‘Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatieanesthetica in ziekenhuizen’. Door de landelijke projectgroep ‘Cytostatica & Narcosegassen’ is in 2004 een praktische vertaling van deze Arbobeleidsregel gemaakt in de vorm van Toetsingscriteria – Veilig werken met Inhalatieanesthetica. In de Arbocatalogus is hier opnieuw naar gekeken en een update gemaakt in de vorm van de richtlijn 'Veilig werken met inhalatieanesthetica'.
Doelgroepen
De richtlijn 'Veilig werken met inhalatieanesthetica' uit deze arbocatalogus is met name van toepassing op de (eigen en externe) medewerkers (het betreft hier de ‘direct’ blootgestelde groepen) en hun leidinggevenden van de onderstaande afdelingen:
- Anesthesiologie / operatieafdelingen en (buiten)locaties waar met inhalatieanesthetica wordt gewerkt.
- Medewerkers van afdelingen waar met proefdieren wordt gewerkt (en onder narcose gebracht).
Een aantal onderwerpen in deze richtlijn is ook belangrijk voor de ondersteunende afdelingen, zoals de arbo- en milieudienst, de instrumentele dienst en de bedrijfshulpverlening/calamiteitenorganisatie.
Wettelijk kader
In het Arbobesluit (met name hoofdstuk 4) is omschreven hoe om te gaan met gevaarlijke stoffen in het algemeen en met kankerverwekkende, mutagene en reproductietoxische stoffen in het bijzonder. In deze arbocatalogus zijn de onderstaande bepalingen van het Arbobesluit ter toetsing aangeboden aan de Inspectie SZW:
- Beperken van blootstelling/ventilatie (Arbobesluit artikel 4.1c).
- Beoordelen van blootstelling (Arbobesluit artikel 4.2, NEN689).
- Grenswaarden (Arbobesluit artikel 4.3).
Ambitieniveau
Er wordt gestreefd naar een zo laag mogelijke blootstelling aan inhalatieanesthetica (ALARA-principe, d.w.z. As Low As Reasonably Achievable).
Toelichting
Inhalatieanesthetica vallen onder de gevaarlijke stoffen, omdat van een aantal bekend is dat deze schadelijke en/of reprotoxische eigenschappen hebben. Dat betekent dat iedereen die ermee werkt, zorgvuldig moet handelen. De umc’s houden zich in ieder geval aan de (bedrijfs)grenswaarden, maar zien het als hun plicht de blootstelling zo laag mogelijk te laten zijn. Om dit doel te bereiken zijn in deze arbocatalogus proces- en middelvoorschriften en ‘good practices’ opgenomen. Conform de arbeidshygiënische strategie heeft aanpak van de bron de voorkeur; het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen komt op de laatste plaats.
Bij het werken met inhalatieanesthetica worden zo veilig mogelijke technieken, producten en werkwijzen toegepast. De stand der techniek is daarbij het referentiekader. Het redelijkerwijsprincipe blijft van kracht.
Maatregelen en middelen umc's
De belangrijkste maatregelen en middelen om de ambities en wettelijke doelvoorschriften te realiseren zijn:
Doelvoorschriften
Blootstelling aan inhalatieanesthetica is beneden de bedrijfsgrenswaarden:
- lachgas (tgg 8 uur): 152 mg/m3 (advies GR d.d. 23 maart 1993)
- enfluraan (tgg 8 uur): 153 mg/m3 (advies GR d.d. 12 mei 1999)
- isofluraan (tgg 8 uur): 153 mg/m3 (advies GR d.d. 12 mei 1999)
- sevofluraan (tgg 8 uur): 153 mg/m3
Als grenswaarde voor een kortdurende blootstelling (tgg 15 minuten) wordt 2x de bedrijfsgrenswaarde gehanteerd.
De (bedrijfs)grenswaarde is geen na te streven bovengrens. De umc’s zijn verplicht de blootstelling zoveel te verlagen als de stand der techniek toelaat.
Procesvoorschriften
Alle umc’s hebben een beleid hoe veilig om te gaan met inhalatieanesthetica, hierin is onder andere opgenomen:
- Dat er (aantoonbaar) voorlichting en onderricht plaats vindt voor de betrokken medewerkers over veilig werken met inhalatieanesthetica.
- Dat er (aantoonbaar) periodiek onderhoud wordt uitgevoerd op alle anesthesie- en afzuigapparatuur.
- Een protocol waaruit blijkt hoe en onder wiens verantwoordelijkheid wordt gewerkt met inhalatieanesthetica. Er wordt gelet op de juiste technieken en een zorgvuldige werkwijze. Er zijn werkinstructies voor het betrokken personeel aanwezig.
- Een (calamiteiten)protocol dat voor alle betrokken medewerkers beschikbaar is, om de gevolgen van een calamiteit (bijvoorbeeld stukvallen van een fles inhalatieanestheticum) tot een minimum te beperken.
- Dat de blootstelling van de medewerkers aan inhalatieanesthetica periodiek wordt gemeten volgens de NEN689.
- Een protocol/richtlijn waarin omschreven staat hoe er wordt omgegaan met een medewerkster die zwanger is of borstvoeding geeft en (het voorkomen van) blootstelling aan inhalatieanesthetica.
Middelvoorschriften
Alle umc’s maken zoveel mogelijk gebruik van bronafzuiging.
Alle umc’s nemen in hun beleid voorschriften op omtrent het veilig werken met inhalatieanesthetica. Hierin is onder andere opgenomen:
- Ventilatie in ruimten moet voldoende zijn. Dit is op basis van blootstellingsmetingen vastgesteld.
- Bij elk anesthesietoestel moet de terugvoer van gassen en dampen mogelijk zijn vanuit het anesthesietoestel naar een gasevacuatiesysteem voor anesthesiegassen of terug naar het toestel.
- Verdampers moeten lekvrij zijn.
- Vulsystemen moeten voldoen aan de hiervoor geldende normering.
- Bij opslag van inhalatieanesthetica meer dan een werkvoorraad moet deze opslag voldoen aan de PGS15.
Good practices, o.a.:
- Gebruik een dubbelmaskersysteem bij het werken in die situaties waarbij inhalatieanesthetica worden gebruikt bij (OK-)programma’s met veel kortdurende ingrepen in combinatie met niet-gesloten systemen.
- Voor het werken met proefdieren
- Voor het werken met lachgassedatie bij kinderen.
Bijlage
Bijgevoegd wordt de richtlijn arbocatalogus Inhalatieanesthetica die de werkgroep heeft opgesteld. Deze richtlijn valt onder het beheer van de werkgroep 'Arbocatalogus - veilig werken met inhalatieanesthetica’ van deskundigen uit de umc’s en wordt vastgesteld door de LOAZ werkgroep Arbo en Preventie.