Lachgassedatie bij tandheelkunde
Dit onderdeel is specifiek geschreven voor lachgassedatie bij tandheelkunde. Daarnaast gelden de andere richtlijnen voor het omgaan met inhalatieanesthetica.
Eisen aan scholing
De behandelaar (tandarts, arts of mondhygiënist) en de assistent dienen praktisch en theoretisch getraind te zijn in het toedienen van lachgas en het omgaan met eventuele complicaties. In de good practice 'Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie in de tandheelkunde met zuurstof-lachgas door tandartsen, artsen en mondhygiënisten' staan scholingseisen beschreven.
Beheersing blootstelling behandelteam
Uit onderzoek blijkt dat de lachgasconcentratie in de ademzone van de behandelaar bij een adequate toepassing van de lachgassedatie goed beheersbaar is en beneden de gezondheidskundige grenswaarde 5 blijft. De volgende aandachtspunten zijn hierbij van belang:
- Gebruik een dubbelmasker.
- Zorg dat dit masker goed aansluit op het gezicht van de patiënt. Check dit voorafgaand aan de toediening van lachgas.
- Zorg dat de ballon niet te vol wordt.
- Creëer een rustige sfeer in de behandelkamer.
- Communiceer met de patiënt met gebaren en oefen dit voorafgaand aan het toedienen van lachgas.
- Zorg dat de patiënt goed door de neus blijft ademen.
- Houd het uitzetten van de ballon tijdens de sedatie goed in de gaten. Een verandering in ballonomvang kan duiden op een slechtere neusademhaling.
- Geef de patiënt na afloop van de behandeling ten minste 5 minuten 100% zuurstof en houd zoveel mogelijk afstand tot de patiënt bij het nagesprek.
- Indien regelmatig meer dan één keer per dag lachgassedatie wordt toegepast, laat de hoogte van de blootstelling dan meten door een arbeidshygiënist.
Eisen aan behandelruimte
Het is van belang dat de ruimte waarin lachgas wordt gebruikt goed wordt geventileerd. Als gevolg van lekkage bij het masker of via de uitademingslucht van de patiënt komt er altijd wat sedatiegas (lachgas en/of zuurstof) in de ruimte vrij. Als richtlijn voor een goede ventilatie wordt een ventilatievoud van 6 geadviseerd. Met deze ventilatie wordt de lucht in de ruimte 6 keer per uur ververst. Goede ruimtelijke ventilatie is in de praktijk niet zelf te controleren. Tenminste jaarlijks dient de luchtbehandelingsinstallatie te worden gecontroleerd en onderhouden door een daartoe erkend bedrijf, waarbij expliciet gevraagd wordt om een ventilatievoudmeting. Onderhoudsbeurt en ventilatievoudmeting moeten aantoonbaar geregistreerd worden. Goede ruimtelijke ventilatie is ook van belang om een verhoogde zuurstofconcentratie te vermijden. Door de sedatie, en door het voor- en achteraf toedienen van 100% zuurstof, zit er in de lucht die wordt uitgeademd meer zuurstof dan normaal in uitademingslucht. Hierdoor wordt de lucht plaatselijk zuurstofrijk. Zuurstof is zelf niet brandbaar, maar kan wel andere materialen zeer heftig laten branden.
Eisen aan lachgasapparatuur
De lachgasapparatuur moet:
- Voldoen aan de Europese standaard (CE-normering, ISO 5356).
- Worden geïnstalleerd door een erkend installateur.
- Jaarlijks worden gecontroleerd en onderhouden door een erkend installateur volgens de richtlijnen van de fabrikant. De controle en het onderhoud moeten aantoonbaar worden vastgelegd.
- Afgesteld zijn op de toediening van maximaal 50% lachgas en minimaal 50% zuurstof.
- Het afgezogen gasmengsel naar buiten afvoeren (zie opmerking bij ‘eisen aan behandelruimte’).
- Een nitrolock bevatten (veiligheidsmechanisme, dat als de toevoer van zuurstof stopt, de toevoer van lachgas ook automatisch stopt).
- Een flowmeter bevatten voor individuele instelling van de hoeveelheid ingeademd gas.
- Een bypass-systeem hebben, zodat met een flush-knop 100% zuurstof toegediend kan worden.
- De mogelijkheid hebben de hoeveelheid lachgas te titreren van 0 tot 50%.
- Veiligheidsventielen bevatten.
- Non-rebreathing slangen hebben, met een lage ademweerstand.
- Zorgen voor effectieve bronafzuiging van uitgeademde of weggelekt gas, door middel van een dubbelneusmaskersysteem.
- Voorzien zijn van een indicator op het afzuigsysteem dat aangeeft of het systeem werkt.
Voor elke behandeling controleert de behandelaar de apparatuur op werking en veiligheid. Dit moet in het patiëntendossier zijn vastgelegd.