Basiskennis gevaarlijke stoffen

Uw verantwoordelijkheden

Als leidinggevende draagt u de verantwoordelijkheid dat uw medewerkers op de afdeling veilig kunnen werken met gevaarlijke stoffen. De checklist voor leidinggevenden kan u hierbij behulpzaam zijn. Met de lijst kunt u relatief eenvoudig inzicht krijgen in de situatie op uw afdeling.

Op deze website treft u richtlijnen voor het omgaan met gevaarlijke stoffen van aanschaf, transport, registratie, opslag, gebruik tot afvalbeheer. Het is natuurlijk de bedoeling dat iedereen die te maken heeft met gevaarlijke stoffen volgens de richtlijnen werkt, zowel leidinggevenden als medewerkers. Maar elk umc is anders georganiseerd. Er zijn afdelingen waar de leidinggevende tevens uitvoerende is, terwijl op andere afdelingen die functies gescheiden zijn. Dit maakt dat u de richtlijnen zelf praktisch toepasbaar moet maken voor uw afdeling. Uw arboadviseur kan daarbij helpen.

Wat zijn gevaarlijke stoffen?

De Adviesraad Gevaarlijke Stoffen hanteert de volgende definitie: "Gevaarlijke stoffen zijn stoffen of mengsels van stoffen, die vanwege hun intrinsieke eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen, een gevaar vormen voor de mens of voor het milieu, waardoor schade aan gezondheid of leven kan worden toegebracht".

In het Arbobesluit (artikel 4.1) wordt onder een gevaarlijke stoffen wordt verstaan: stoffen, mengsels of oplossingen van stoffen waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen, mengsels of oplossingen voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren.

Een nieuwe regelgeving

Vanaf 1992 hebben verschillende mondiale organisaties het GHS ontwikkeld. Een nieuwe regelgeving voor het indelen, etiketteren en verpakken van stoffen en mengsels.

GHS staat voor Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals. Een wereldwijde harmonisering van de indeling van gevaarlijke stoffen en mengsels. De ontwikkeling van het systeem was in 2007 zover gereed dat een wereldwijde implementatie mogelijk was. De Verenigde Naties hebben in 2007 de laatste versie gepubliceerd en aanbevolen. De lidstaten in de Europese Unie hebben de Europese Commissie gevraagd de mondiale GHS-afspraken om te zetten in bindende Europese regelgeving. Dit heeft geresulteerd in de CLP-verordening waarbij CLP staat voor Classification, Labelling and Packaging.

De CLP-verordening

Sinds januari 2009 is de Europese CLP-verordening (1272/2008/EG) van kracht. De CLP-verordening vervangt na een overgangsperiode de oude Stoffenrichtlijn 67/548/EG en de Preparatenrichtlijn 1999/45/E.

In de CLP-verordening is de R-zin (Risk) vervangen door een H-zin (Hazard / gevaar). De S-zin (Safety) is vervangen door de P-zin (Precautionary / veiligheid). De CLP-verordening verankert het mondiale GHS in de Europese wetgeving en regelt de indeling en etikettering voor de levering en het gebruik van chemische stoffen en mengsels.
De CLP-verordening kent voor gevaarlijke stoffen de volgende categorieën:

  • Explosief;
  • Ontvlambaar;
  • Oxiderend;
  • Gassen onder druk;
  • Corrosief;
  • Giftig;
  • Schadelijk;
  • Lange termijn gezondheidsgevaarlijk;
  • Gevaarlijk voor het aquatisch milieu.

De bijbehorende gevarenpictogrammen vindt u in het gedeelte Veiligheidsinformatie.

Mengsels

Volgens de definitie kunnen ook mengsels onder de gevaarlijke stoffen vallen. De exacte rekenregels voor de samenstelling hiervoor staan in de Europese Preparatenrichtlijn, 1999/45/EG. Deze richtlijn is tot 1 juni 2015 geldig. Voor mengsels gekocht voor 1 juni 2015 is een uitloop vastgesteld tot 1 juni 2017. Een mengsel valt onder de gevaarlijke stoffen, wanneer het de volgende gewichtspercentages aan gevaarlijke stoffen bevat:

Een mengsel valt onder de gevaarlijke stoffen, wanneer het de volgende gewichtspercentages aan gevaarlijke stoffen bevat:

  • Meer dan 0,1% aan een giftige (cat.1 ,2, 3), kankerverwekkende of mutagene stof;
  • Meer dan 0,3% aan een reprotoxische stof;
  • Meer dan 1,0% aan een verdacht kankerverwekkende, mutagene, giftige (cat 4), bijtende, irriterend of allergeen stof;
  • Meer dan 3,0% van een verdacht reprotoxische stof.

Welke strategie volgt u

Omdat het werken met gevaarlijke stoffen risico’s met zich meebrengt, moet u de nodige maatregelen treffen om blootstelling en de kans op een ongeval zoveel mogelijk te beperken. Volg bij het treffen van maatregelen altijd de onderstaande arbeidshygiënische strategie in de aangegeven volgorde:

De arbeidshygiënische strategie

  1. Vervang de gevaarlijke stof, of voorkom blootstelling aan de stof door afscherming.
  2. Voer met de stof verontreinigde lucht af door ventilatie.
  3. Beperk de duur van de blootstelling en het aantal blootgestelde medewerkers.
  4. Laat medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken.

Uit deze strategie blijkt dat stap 1 tot en met 3 altijd moeten plaatsvinden voordat u medewerkers gebruik laat maken van persoonlijke beschermingsmiddelen.

Juiste zorg voor uw medewerkers

Naast het volgen van de arbeidshygiënische strategie treft u nog een aantal organisatorische maatregelen en ontziet u risicogroepen.

Organisatorische maatregelen

Veilig werken met gevaarlijke stoffen is vooral een kwestie van goed organiseren:

  • Stel geschikt en deskundig personeel aan;
  • Ken taken toe, bijvoorbeeld m.b.t. voorraadbeheer, registratie;
  • Ken bevoegdheden toe, bijvoorbeeld inkoop;
  • Zorg voor voldoende instructie, periodieke voorlichting en onderricht;
  • Stel schriftelijke werkprotocollen op;
  • Stel veiligheidsvoorschriften op;
  • Stel toegangsregelingen samen;
  • Maak een procedure voor het alleen werken in het laboratorium;
  • Voer een apart beleid voor risicogroepen;
  • Bied een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan;
  • Stel een calamiteitenregeling op;
  • Houd toezicht op de goede uitvoering van bovenstaande regels door uw medewerkers;
  • Zorg voor gevalideerde stoffen informatie.

Bijvoorbeeld via NFU databank gevaarlijke stoffen.

Risicogroep: jonger dan 18 jaar

Jongeren onder de 18 jaar die werken met gevaarlijke stoffen hebben een verhoogde kans op schadelijke effecten voor de gezondheid. Daarom is het voor jongeren tot 18 jaar verboden om te werken met:

  • Stoffen uit de categorieën: giftig tot zeer giftig, sensibiliserend, kankerverwekkend, mutageen en voor de voortplanting vergiftig;
  • Stoffen met gevaar voor cumulatieve effecten (herkenbaar aan R-zin 33 of H-zin 373;
  • Stoffen die bij langdurige blootstelling schadelijk zijn voor de gezondheid (R-zin 48 of H-zin 372);
  • Biologische agentia van klasse 3 en 4. Meer informatie over de klassen vindt u in paragraaf 9.5 ‘Biologische agentia’;
  • Kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin zich één of meer van hierboven bedoelde stoffen of gassen bevinden.

Met de volgende stoffen mogen jongeren onder de 18 jaar slechts werken als er deskundig toezicht is:

  • Stoffen uit de categorieën: ontplofbaar, bijtend of irriterend;
  • Persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door temperatuurverlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen;
  • Stoffen waarvan kankerverwekkende effecten niet zijn uitgesloten (R40 of H351);
  • Stoffen waarvan onherstelbare effecten niet zijn uitgesloten (R68 of H341);
  • Kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin zich één of meer van hierboven bedoelde stoffen of gassen bevinden.

Let op:

Kinderen onder de 16 jaar mogen nooit met gevaarlijke stoffen werken.

Risicogroep: kinderwens, zwanger en borstvoeding

Bespreek de risico’s van het werken met gevaarlijke stoffen vroegtijdig met medewerkers die een kinderwens hebben, zwanger zijn of borstvoeding geven. U kunt hen ook doorverwijzen naar de bedrijfsarts. Omdat het (ongeboren) kind extra gevoelig is voor sommige van deze stoffen gelden aanvullende maatregelen voor genoemde groepen medewerkers:

  • Zij mogen niet worden blootgesteld aan stoffen die hun gezondheid of de gezondheid van het kind kunnen schaden, zoals kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een lijst gepubliceerd met kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen;
  • U dient adequate maatregelen te treffen voor het werken met voor de zwangerschap schadelijke middelen;
  • Zij mogen niet werken met lood en loodhoudende stoffen;
  • Zij mogen niet werken met Toxoplasma en het Rubellavirus;
  • Ten aanzien van ioniserende straling bij radioactieve stoffen moet u voor categorie A-werkers de werkzaamheden zo aanpassen dat handelingen met een kans op een hogere dosis wordt vermeden.

Voor de lijst van SZW zie Wat doet de overheid.

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Het is aan te raden om uw medewerkers in de volgende situaties via uw arboadviseur een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te laten ondergaan:

  • Als een medewerker voor de eerste keer gaat werken met gevaarlijke stoffen. Indien uit de risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E) is gebleken dat er een risico bestaat op blootstelling aan gezondheidsschadelijke stoffen waarbij de arboadviseur een arbeidsgezondheidskundig onderzoek adviseert;
  • Wanneer als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen een aandoening is geconstateerd bij een collega die hetzelfde werk doet.

Registraties

Om gezondheidseffecten op lange termijn te kunnen herleiden naar de werksituatie is het verplicht de volgende gegevens te registreren:

  • De gegevens van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek worden geregistreerd in het persoonlijk medisch dossier. Deze dossiers zijn niet toegankelijk voor derden. Voor iedere medewerker worden de gegevens bewaard tot 40 jaar na beëindiging van zijn of haar blootstelling aan gevaarlijke stoffen.

Op een lijst vermeldt de arbodienst alle beroepsziekten die, volgens de bedrijfsarts het gevolg kunnen zijn van blootstelling aan gevaarlijke stoffen.

Incidenten, ongevallen en calamiteiten

Voorzieningen die altijd aanwezig moeten zijn

  • Voldoende absorptiemiddelen op plaatsen waar gevaarlijke vloeistoffen zijn opgeslagen;
  • Neutraliserende middelen als er wordt gewerkt met sterke zuren en sterke basen;
  • De juiste blusmiddelen;
  • Geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM): handschoenen, beschermende kleding, veiligheidsbril of gelaatscherm, mondneusmasker of volgelaatsmasker met filterbus;
  • Een nooddouche en een oogdouche;
  • Een EHBO-kist of een ‘pleisterpost’ met behandel- en verbandmateriaal;
  • Specifieke noodsets op plaatsen waar cytostatica aanwezig zijn;
  • Specifieke kits op plaatsen waar cyaanverbindingen en fluorwaterstof gebruikt worden.

Handel volgens het bedrijfshulpverleningsplan

Hoe de betrokkenen moeten handelen als er toch iets misgaat, staat in het bedrijfshulpverleningsplan. Hierbij kan het gaan om een centraal plan en/of om plannen op afdelingsniveau. Belangrijke algemene zaken die erin staan, zijn:

  • Op welke wijze de bedrijfshulpverlening (BHV) is vastgelegd;
  • Taken en verantwoordelijkheden van medewerkers en (bedrijfs)hulpverleners;
  • Een overzicht van de aanwezige hulpmiddelen, inclusief de plaatsen waar deze zich bevinden;
  • Informatie over hoe veiligheidshulpmiddelen, repressiemiddelen en waarschuwingsmiddelen periodiek worden onderhouden en gecontroleerd.

Specifiek voor gevaarlijke stoffen kunnen in de noodplannen zaken staan als:

  • Een overzicht van de opslaglocaties;
  • Het in veiligheid brengen van gascilinders;
  • Het uitzetten van complexe, risicovolle apparatuur;
  • Het afsluiten van de gasleiding.

Het in veiligheid brengen van waardevolle patiënten- of onderzoeksmaterialen

Welke gebeurtenissen moet u melden en registreren?

Welke gebeurtenissen u moet melden en registreren is afhankelijk van de afspraken die gemaakt zijn met het bevoegde gezag, bijvoorbeeld de arbeidsinspectie of de milieudienst. Stem in uw umc af hoe de interne meldingen en registraties en de meldingen aan het bevoegd uitgevoerd worden. Spreek af welke deskundige bij een bepaald type ongeval het onderzoek.

Intern melden

Meld en registreer de volgende gebeurtenissen uitsluitend intern:

  • Ongevallen met licht letsel en eventueel verzuim;
  • Incidenten met blootstelling aan stoffen en bijna-ongevallen;
  • Prik- en snijverwondingen met blootstelling aan patiëntenmateriaal of aan kankerverwekkende stoffen (altijd direct melden).

Intern en extern melden

Meld de volgende gebeurtenissen altijd direct intern en ook extern:

  • Ongevallen met dodelijke afloop of met ernstig lichamelijk of geestelijk letsel (dat wil zeggen een ziekenhuisopname) of met blijvend letsel;
  • Gebeurtenissen waarbij mogelijk biologische agentia van categorie 3 of 4 zijn vrijgekomen;
  • Ongevallen met (en vrijkomen van) GGO’s buiten de gecompartimenteerde gebieden;
  • Elk ongeval met blootstelling aan ioniserende straling door radioactieve stoffen. Hierbij moet de effectieve dosis worden vermeld die de medewerker heeft ontvangen;
  • Calamiteiten door lozing moeten via de aangegeven interne procedures en de voorschriften in de Wm of WABO-vergunning aan het bevoegd gezag worden gemeld.

Door ongevallen met gevaarlijke stoffen te melden kan een deskundige een onderzoek instellen. Op basis van het onderzoek krijgt u maatregelen geadviseerd om herhaling te voorkomen. Houd rekening met externe aandacht. De pers laten voorlichten door een afdeling communicatie is beter dan een bericht via de multimedia kanalen.